Bekijk De christen- en moslimhonden ACTUEEL!
http://www.bondtegenvloeken.nl/index.php?nieuwsID=451&paginaID=2 http://www.bondtegenvloeken.nl/index.php?paginaID=15
NU.nl
(c) Novum Mr. Drs. J.P. de Man
KLAAGSCHRIFT
Aan het Gerechtshof
Geeft eerbiedig te kennen : Bij brief van 21 juni 2005 heeft klaagster bij het openbaar ministerie te Amsterdam aangifte gedaan tegen de omroep RVU naar aanleiding van het in juni 2005 uitgezonden tv-programma "God bestaat niet". Deze aangifte was mede gericht tegen de programmamakers, met name de heer R. Muntz. De aangifte is gedaan op grond van art. 147 en 147a Wetboek van Strafrecht, alsmede art. 137 e Wetboek van Strafrecht. De aangifte was met name gericht tegen de "bumperfilmpjes", hetgeen niet wegneemt, dat gehele programma als zodanig mede voorwerp vormde voor de aanklacht. De officier van justitie te Amsterdam heeft aan de aangifte geen gevolg gegeven en te kennen gegeven, dat hij niet tot vervolging wenst over te gaan. Klaagster legt hierbij over een kopie van het schrijven van de officier van justitie te Amsterdam d.d. 18 januari 2008 (prod.) De officier geeft als argumentatie voor zijn weigering het volgende aan : "Samenvattend kom ik op grond van het bovenstaande tot de conclusie dat in het programma "God bestaat niet" geen strafbaar feit wordt gepleegd en zal ik derhalve geen strafvervolging tegen de RVU of de heer Muntz aanvangen". Ter onderbouwing van deze conclusie voert de officier voormeld het volgende aan zoals vermeld op de 2de pagina van zijn schrijven in het midden : "Niet is vastgesteld dat sprake is van een honende dan wel verachtende, Godslasterlijke vorm. Het gebruik van de Christusfiguur is in casu slechts symbolisch ter aanduiding van het Christelijk geloof en het getoonde tafereel dient kennelijk ter verduidelijking van het thema c.q. de thema's. Niet vastgesteld kan worden dat God wordt beschimpt of gehoond dan wel dat op enigerlei wijze uiting wordt gegeven aan verachting voor God". Klaagster kan dit oordeel niet onderschrijven of accepteren. Naar het oordeel van klaagster is er nu juist wel degelijk sprake van verachtende en honende Godslastering. Zulks blijkt temeer uit het kader, waarin de bumperfilmpjes en de uitzending als geheel staan. Op zichzelf al is de titel van de uitzending "God bestaat niet" zodanig provocerend, dat dit voor het gelovige deel van ons volk om die reden al kwetsend moet worden geacht. De uitzending c.q. de uitzendingen zijn bedoeld als een wetenschappelijke presentatie, welke gedekt wordt door de naam "Radio Volks Universiteit". Het wordt bedoeld als een wetenschappelijke onderrichting van het volk. Als zodanig diende er zorgvuldigheid te worden betracht bij het kiezen van de bewoordingen. Men had dienaangaande kunnen volstaan met hooguit het gezegde te lanceren, dat niemand wetenschappelijk kan bewijzen dat God bestaat, waaraan dan onmiddellijk het tegenovergestelde kan worden verbonden, dat evenmin kan worden bewezen, dat God niet bestaat. Nu wendt men zich tot de luisteraars en kijkers met het aureool van wetenschappelijkheid, waarbij men op voorhand de conclusie vooruitzendt en deze als provocerende titel voor de uitzending gebruikt : "God bestaat niet". Men dient zich te realiseren, dat een dergelijke statement voor velen, die in God geloven (en dat zijn er bepaald meer dan die expliciet tot een kerk behoren) scherp en overrompelend overkomen. Dit geldt temeer nu het kijkerspubliek eenvoudige mensen bevat, die bij het horen en zien van een en ander niet zo gauw weten wat ze moeten denken, zeggen of doen. Zulks leidt bij veel mensen tot innerlijke geestelijke ontreddering. Van intellectuele programmamakers mag worden verwacht, dat zij zich dat realiseren. De gekozen titel kan dan ook niet anders geacht worden dan met opzet te zijn gekozen om deze geestelijke ontreddering bij mensen teweeg te brengen. Een en ander valt dan ook haarscherp onder de definitie van art. 147 lid 1 Strafrecht : "Hij die zich in het openbaar, om mondeling …… door smalende Godslasteringen op voor Godsdienstige gevoelens krenkende wijze uitlaat". Dit wordt nog versterkt door een of andere van de bumperfilmpjes die aan de uitzending verbonden waren. Wat het meest vergaande filmpje betreft, kan men er toch niet omheen, dat hier sprake is van een aangelijnde hond, die er uitziet als Jezus Christus. Als intellectuele programmamakers weet men, althans behoort men te weten, hoe groot en dierbaar voor een Christen de persoon van Jezus Christus is. Dat betekent, dat iedere insinuatie jegens Christus absoluut ontoelaatbaar is. Men kan dan wel zeggen achteraf, dat men eigenlijk iets anders had bedoeld, doch dit doet niet ter zake. Het gaat erom, wat normaal gesproken een kijker of luisteraar ziet bij deze afbeeldingen. Temeer nog daar het gaat om een aangelijnde hond, waarmee de suggestie wordt gewekt, dat Christus toch een machteloos fenomeen zou zijn, die aan de leiband loopt. Het gaat niet aan om dit achteraf te rechtvaardigen door te memoreren, wat men er wellicht mee bedoeld zou hebben, doch het gaat erom wat een normale gemiddelde kijker / luisteraar daarin ziet c.q. hoort. En dat kan niet anders zijn dan een blasfemische insinuering. In dit kader wordt het provocerende, derhalve het smalende van de uitlatingen en van de gehele uitzending nog bevestigd door de woorden door de heer Muntz gesproken in zijn inleiding op de uitzending. De heer Muntz spreekt daar onder meer de volgende zin uit : "Gelovigen worden overal ter wereld in staat gesteld hun kinderen te vergiftigen (!!) met hun mentaliteit en overtuiging via de opvoeding en scholing". Deze uitspraak kan, zeker in het betrokken verband, niet anders uitgelegd worden dan als volgt : Het overdragen van het geloof (de overtuiging) op de kinderen (leerlingen) is een vorm van vergiftiging. Dus wordt hier met zoveel woorden gesteld, dat het geloof en de geloofsinhoud voor de bevolking vergif zou zijn. Deze opzet van het geheel is kwetsend, smalend, want provocerend. De opzet van een en ander is hiermee ook op zich reeds gegeven. Ten onrechte heeft de officier van justitie te Amsterdam blijkens zijn schrijven d.d. 18 januari 2008 dit alles over het hoofd gezien, althans dit niet op zijn negatieve waarde geschat. De officier heeft ten onrechte daarom geoordeeld, dat in casu geen sprake zou zijn van strafbaar handelen. De officier Mr. P. Velleman schrijft op pagina 2 van zijn brief : "Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad met betrekking tot smalende Godslastering komt naar voren, dat noodzakelijk voor strafbaarheid is een honende dan wel verachtende Godslasterlijke vorm. Daarnaast moet de subjectieve bedoeling bewezen worden om (op enigerlei wijze) uiting te geven aan de verachting voor God". Welnu, wanneer men de bovenstaande aspecten van de uitzending op zich in laat werken rest slechts de conclusie dat aan dit vereiste van de Hoge Raad in casu geheel is voldaan. Wanneer de geloofsovertuiging c.q. de geloofsinhoud met vergif wordt vergeleken, ja zelfs vergif wordt genoemd, dan weet iedereen wat men hiermee bedoelt. Dit kan niet anders worden uitgelegd als een honende vorm van benadering van de overtuiging van gelovigen, van mensen die God en de bijbel hoogachten. Bewezen moet worden de subjectieve bedoeling om op enigerlei wijze uiting te geven aan de verachting voor God. Deze subjectieve bedoeling kan echter slechts worden afgelezen aan geobjectiveerde benamingen c.q. uitdrukkingen. Welnu, het beeld van een aangelijnde dus machteloze hond en het beeld van vergif, waarvan ieder de definitie kent, laat geen andere conclusie toe dan dat men inderdaad subjectief bedoeld heeft om zich beledigend en kwetsend uit te laten over de overtuiging en gevoelens van mensen met betrekking tot alles wat met God en geloof te maken heeft. De klacht tegen de RVU alsmede (indien en voor zover nodig) ook tegen de individuele programmakers (Muntz) had dan ook wel degelijk geëffectueerd moeten worden door het Amsterdamse openbaar ministerie. Ten onrechte is niet tot vervolging overgegaan. Klaagster kan zich niet aan de indruk onttrekken, dat hier sprake is van een vooropgezet besluit, dat naar aanleiding van een klacht als de onderhavige zondermeer van vervolging zal worden afgezien, waarbij dan bij het analyseren van de feiten uiterst selectief tewerk wordt gegaan. Salva reverentia wijst klaagster in dat verband er met name ook op, dat de klacht om precies te zijn 2 jaar en 7 maanden is blijven liggen alvorens hierop jegens klaagster werd gereageerd. Bij klaagster kan daardoor de overtuiging ontstaan, dat de strekking van de klacht niet geheel wordt doorzien. Het feit, dat het bewuste art. 147 en 147 a op dit moment in de politieke belangstelling staan, roept temeer de noodzaak op dat de relevantie van deze artikelen in voorkomende gevallen wordt aangetoond. Zoals aangegeven berust overigens de klacht niet alleen op art. 147 en 147 a, doch eveneens op art. 137 e van het Wetboek van Strafecht. Er is geen enkele reden of aanleiding om deze betrokken strafbepalingen hun werking te ontnemen, zodra het over zaken gaat, die de religie betreffen en dan immers juist per definitie de diepste gevoelens en overtuiging van mensen raken. Klaagster verzoekt dan ook uw hof om het besluit van het openbaar ministerie om niet tot vervolging over te gaan, zoals dit is neergelegd in de brief van 18 januari 2008 te vernietigen althans te heroverwegen en te gelasten dat de officier van justitie bij de rechtbank te Amsterdam alsnog dient over te gaan tot vervolging van de RVU met de betrokken programmamakers zoals door klaagster gevraagd in haar brief van 21 juni 2005.
Rosmalen, 15 april 2008 Mr. Drs. J.P. de Man,
|